De gedachtegang van vandaag

Mijn gedachtes gaan veel kanten op. Ik probeer ze zoveel mogelijk op papier te zetten en met jullie te delen. In afwachting van jullie feedback...

28 mei 2006

Sofie

Met haar voetjes in de branding kijkt Sofie uit over de zee. Het water ebt weg en stroomt langzaam weer terug. Sofie's voetjes zakken een stukje weg in het zand. Haar lange haren waaien alle kanten uit. In haar handen heeft ze een armbandje waar ze liefelijk mee speelt. In de verte varen schepen in het water. Het water dat het licht van de ondergaande zon reflecteert.

'Ze staat hier elleke avond.' Zegt de serveerster tegen een nette man in een nabij gelegen strandhuis en knikt naar de kust. 'Ik had nooit gedacht dat dat een probleem zou kennen zijn.' 'Dat is het probleem ook niet, mevrouw.' Zegt de man en neemt een slok van zijn koffie. 'Zou u mij kennen excuseren? Er zijn nog meer klanten die geholpen motten worden.' Zegt de serveerster. De man bedankt en kijkt naar het strand, waar het meisje nog steeds uitkijkt over de zee.

Als de man zijn koffie op heeft is de zon bijna onder. Nadat hij om de rekening heeft gevraagd kijkt hij nogmaals naar het meisje. Hoe langer het meisje daar zo roerloos staat, hoe nieuwsgieriger hij wordt. Ze heeft in al die tijd dat hij hier zit geen moment bewogen. Het allerlaatste beetje zon gaat nu ook onder. 'Dat wordt dan twee euro tien.' Zegt de serveerster. De man draait zich om en zoekt naar zijn portemonnee. Hij geeft een briefje van vijf euro. Als hij wacht op zijn wisselgeld kijkt hij weer naar het meisje. Maar het meisje is nergens te bekennen. Hij schrikt op en rent naar de uitgang. Waarbij hij bijna de serveerster omgooit. 'Hou de rest maar!' Roept hij en rent naar buiten. Op het strand blijft hij stil staan en kijkt om zich heen. Maar nergens ziet hij een glimp van het meisje.

Na tevergeefs te hebben gezocht loopt de man langs de branding. Hoe kon dat meisje zo snel weg zijn? Zou ze soms het water in zijn gedoken en grotendeels onderwater zijn weggezwommen? Het kan nooit zou zijn geweest dat weg was gelopen. Dan had hij haar nog wel ergens gezien. Op de plek waar het meisje gestaan had blijft de man stil staan. De plaats waar haar voeten stonden is nu glad gestreken. De man hurkt en kijkt uit over de zee. Wat is er voor dit meisje zo belangrijk aan deze plek? En dit uitzicht? Zo belangrijk om er elke avond voor terug te komen?

Na wat wel uren lijkt staat de man weer op en besluit dat het weer tijd is om te vertrekken. Het is inmiddels zo donker dat zijn schaduw van het licht in het strandhuis verderop afkomstig is. Als hij langs het strandhuis loopt ziet hij de silhouetten van mensen die aan het schoonmaken zijn. Hij kan de weg naar de parkeerplaats in het donker maar moeilijk vinden. Maar als hij die heeft gevonden ziet hij al snel zijn auto staan. Hij stapt in en rijdt weg.

Die nacht slaapt hij slecht. Hij is bang weer over het meisje te dromen. Al maanden heeft hij steeds dezelfde droom. Steeds weer ziet hij vanaf een boot in de zee een meisje in de branding staan. Vrolijk zwaait hij naar haar. Het meisje rent vrolijk langs de kust en zwaait terug. Enkele minuten droomt hij van dit moment. Dan wordt het donker en overmeestert op een brute wijze een enorm schuld gevoel hem. Zwetend wordt hij wakker. Elke keer weer. Gelukkig slaat de droom hem deze nacht over.

Na veel te hebben uitgezocht wist hij op welk strand het meisje in zijn droom moest staan. Hij dacht dat hij er wel wat wijzer van zou worden als hij het strand zou bezoeken. Het was voor hem ook een grote verrassing toen hij daar daadwerkelijk een meisje zag staan. En wijzer werd hij er niet van. Het riep enkel meer vragen op.

De volgende ochtend wordt hij moeizaam wakker. Ook de rest van de dag verloopt niet soepel. Uren zit hij nutteloos achter de computer. Hij wil eigenlijk informatie over het meisje vinden maar hij heeft niks om mee te beginnen. Er zit niks anders op dan te wachten op de avond.

Om vijf uur kan hij niet meer wachten en rijdt naar het strand. Daar rijdt hij wat heen en weer. Als hij langs een haven komt stapt hij uit. Rustig loopt hij langs de ligplaatsen van de haven. Genietend van de frisse wind in zijn haren bekijkt hij de boten. Bij een zeilboot blijft hij staan. Deze is te koop. Een vrouw maakt het dek schoon en glimlacht naar hem als ze ziet hoe hij verstijft staat te kijken. De man ontwaakt. 'Mag ik wat vragen?' Vraagt hij. De vrouw loopt naar hem toe. 'Natuurlijk.' Zegt ze en steekt haar hand uit. 'Sandra Bakker.' De man schudt haar hand. 'Berend Donker.' Berend is even versuft van haar spontaniteit maar herstelt zich: 'Hoe duur is de boot?' 'De vraagprijs is 35 duizend euro. Kan je dat aan?' Zegt Sandra uitdagend. Er valt een korte stilte. 'Ben je geïnteresseerd?' Vervolgt ze. Berend haalt zijn schouders op. 'Ik heb vroeger veel gevaren. Het is alsof de drang naar varen plotseling terug komt.' Sandra luistert aandachtig. 'Ga verder.' Dringt ze aan als Berend even stil is. Berend is weer even versuft van haar spontaniteit. Hij begint wat hakkelend over dat varen een lange tijd een passie voor hem is geweest. Maar als hij eenmaal in zijn verhaal zit, vertelt hij ook over hoe zijn ouders graag wilden dat hij zaken ging doen en hoe hij zich daar eigenlijk teveel in liet meeslepen. Hoe hij het langzamerhand steeds drukker kreeg en zijn passie in het varen verminderde. Tot het er op een dag er helemaal niet meer was en hij zijn boot verkocht. Sandra, op haar beurt, vertelt over hoe zij ook lange tijd van het varen heeft genoten maar nu noodgedwongen de boot moet verkopen omdat ze thuis nogal krap zit. Zo verzeilen ze diep in gesprek over een verloren passie.

'Ik moet verder met mijn werk, zo meteen is het niet meer licht. De zon gaat bijna onder.' Zegt Sandra op een gegeven moment. Geschrokken kijkt Berend naar de zon. Die gaat inderdaad al bijna onder. 'Oh, nee!' Berend kijkt even naar Sandra. 'Ik moet gaan.' Zegt hij. 'Ga dan.' Dringt Sandra aan. 'Maar,' hakkelt Berend. 'Ik wil je graag weer zien. Ik bedoel, de boot. Ik wil hem misschien kopen.' Sandra lacht. 'Ik ben er volgende week weer. Rond dezelfde tijd. Maar je moet wel snel een besluit nemen. Ze is erg populair.' Berend knikt. 'Ik ben er. Doei!' En rent weg. Nog voor Sandra iets terug kan zeggen.

Met piepende banden komt de auto op de parkeerplaats tot stilstand. Berend rent de auto uit en rent het strand op. Gelukkig, de zon en de zee raken elkaar nog niet. En, belangrijker, het meisje staat er. Met een glimlach op zijn gezicht loopt Berend naar het meisje toe. Als hij twee meter van haar vandaan is draait het meisje zich om.

'Wat heb je rare kleren aan!' Zegt ze vrolijk. Berend kijkt naar zijn nette pak. Het is inderdaad wel erg netjes. Maar toch niet raar? Berend kijkt haar vragend aan. Het meisje kijkt hem goed aan en zegt dan: 'Oh, ik dacht dat je iemand anders was.' En ze kijkt weer uit over de zee. Berend komt naast haar staan. 'Wie dan?' Begint hij voorzichtig. Het meisje kijkt naar hem op en bekijkt hem aandachtig. 'Je lijkt precies mijn vader.' Er valt een korte stilte waarbij ze elkaar in de ogen kijken. 'Maar hij is knapper.' Vervolgt ze. 'Knapper dan ik?' Vraagt Berend verontwaardigd. 'Ja.' Zegt het meisje vastbesloten. 'Mijn vader is de knapste man die ik ken.' Berend lacht en kijkt uit over de zee. 'Wat is jouw naam?' Vraagt hij. Er volgt een stilte. 'Sofie.' Zegt Sofie. 'En de jouwe?' 'Berend.' 'Zo heet mijn vader ook.' Berend verstijft. Was dat waarom hij die dromen heeft? Voor een hulpeloos meisje dat maar niet kan accepteren dat haar vader er niet meer is? Hij was niet van plan om voor dit meisje te zorgen. Maar zijn nieuwsgierigheid was sterker dan zijn afkeer. 'Waar wacht je op?' Vraagt hij. 'Op mijn vader.' Weer die vader, denkt Berend geïrriteerd maar hij blijft kalm. 'Doe je dat elke avond?' 'Nee.' Antwoordt Sofie. Berend staart machteloos voor zich uit. Hij had honderden vragen maar nu hij de kans heeft ze te stellen weet hij het niet meer. Na zeker vijftien stille minuten besluit hij dat het geen zin heeft hier nog te blijven. 'Ik kom volgende week terug, vind je dat goed?' Vraagt hij aan Sofie. 'Van mij mag je hier volgende week terug komen.' Zegt Sofie. 'Maar dan ben ik er niet.' 'Waar ben je dan?' Vraagt Berend alsof hij niks kan verzinnen wat een meisje beter kan doen dan roerloos voor zich uit staren. 'Thuis. Mijn vader komt vanavond terug. Vanavond wordt het heel gezellig thuis. Mijn vader is een tijd weggeweest, zie je. Hij heeft beloofd dat hij een heel leuk cadeautje mee zou nemen. En van mijn moeder mag ik zo lang opblijven als ik wil.' 'Aha.' Is het enige dat Berend nog weet uit te brengen. 'Wanneer ben je hier weer?' Vraagt hij na enige tijd. Sofie haalt haar schouders op. 'Op een zonnige dag als het normaal is om naar het strand te gaan, denk ik.' Berend is versuft. Dit is helemaal geen zielig meisje. Het is een gewoon meisje met een huis en een thuis. Zonder nog iets te zeggen draait Berend zich om en loopt naar de parkeerplaats.

Vanaf de parkeerplaats kijkt hij nog even uit over de zee. Dan over het strand. Nergens een meisje. Nergens Sofie. Hij glimlacht en stapt in zijn auto. Nu zullen de dromen wel ophouden. Even later rijdt hij langs de ligplaatsen van de haven. Weer moet hij even lachen. Dat hij er ook maar even over na had gedacht een zeilboot te kopen. Hij heeft niet voor niks zijn oude verkocht. Daar moet hij niet een tweede keer in trappen.

Maar het idee dat het nu allemaal achter de rug is wordt in één klap de kop omgedraaid als Berend bijna een week later weer droomt over Sofie. Heviger dan ooit. Weer eerst die vrolijkheid, het gezwaai, het gelach. Dan rent Sofie het water in. De boot wordt stil gezet. 'Verlaat de boot niet!' Roept Sofie. 'Niet doen!' Maar Berend luistert niet. Hij trekt zijn jasje uit en springt van de boot af. Sofie staat tot haar middel in het water. Ze huilt. 'Luister nou eens! Ik wist het niet! Ik kon er niks aan doen! Je moet terug! Ga terug!' Als Berend in het water terechtkomt wordt alles weer zwart en wordt hij naar de bodem van de zee gezogen. Beelden van die dag flitsen voorbij. Het uitzicht, Sofie, de zeilboot, Sandra, Sofie, Sandra, Sofie, Sandra.

Berend schrikt wakker. Zijn shirt is doorweekt van het zweet. Sandra is de moeder van Sofie! Berend schiet uit bed en doet de computer aan. Als die opstart kijkt Berend naar de klok, drie uur. Hij staat op en loopt wat heen en weer, trekt zijn shirt uit en trekt weer een andere aan. Het stof voelt zacht aan op zijn huid. Dan kruipt hij achter de computer. Op het internet zoekt hij naar Sofie en Sandra Bakker. Er zijn niet veel resultaten. Geen van hen bevat informatie over de Sandra en Sofie die hij zoekt. In het telefoonboek zijn teveel resultaten om te zoeken. Ook vindt hij niks met de combinatie zeilboten en Sandra Bakker. Berend zucht en hangt achterover in zijn stoel. Even voelt hij zich ongelooflijk radeloos. Dan, op het moment dat hij het niet verwacht glijdt er een idee zijn gedachten binnen. Hij bekijkt vele verkoopsites op zoek naar zeilboten. Maar nergens vindt hij de boot van Sandra. Als hij de hoop bijna heeft opgegeven stuit hij op een zeilboot van 35 duizend euro. Hij klikt erop. Daar ziet hij de prachtige zeilboot van Sandra. Hij noteert het telefoonnummer dat erbij staat. Als hij het opgeschreven heeft staan zijn gedachtes even stil. Wat wilde hij nou eigenlijk? Hij had al een afspraak met Sandra, nou ja, hij wist in elk geval waar ze vanavond zou zijn. Als hij wilde kon hij haar gewoon vanavond weer zien. Lachend zet hij de computer weer uit en gaat weer in bed liggen. Langzaam valt hij in slaap.

's Avonds komt hij weer aan bij de haven. Zoals afgesproken is Sandra er ook. Dit keer wast ze de raampjes van de kajuit. Berend kucht. Sandra kijkt om en glimlacht. 'Jou had ik niet verwacht! En? Weet je al of je hem wilt kopen?' Berend snapt even niet wat ze bedoelt. Hij had helemaal niet meer over de boot kopen nagedacht. Hij had het al helemaal uit zijn hoofd gezet, het leek hem toch geen goed idee om de boot te kopen. Maar nu hij hier weer staat zegt iets hem dat hij het wel moet doen. 'Ik bied 40 duizend euro.' Sandra lacht. 'Je durft wel! Helaas heeft er iemand al 42 duizend euro geboden.' 'Dan bied ik 45 duizend euro.' Zegt Berend besloten. Voor het eerst ziet hij verbazing op Sandra's gezicht verschijnen. Het ziet er mooi uit, denkt Berend, maar haar spontane gezicht is mooier. 'Heb je echt zoveel geld?' Vraagt ze voorzichtig. Berend haalt zijn schouders op maar het betekend ja. 'Ik heb veel gewerkt en nooit wat uitgegeven.' Sandra lacht van blijdschap en omhelst Berend. 'Je helpt me hier zoveel mee.' Berend glimlacht. 'Ik help graag.' Mompelt hij. Sandra laat hem los. 'Ik zal de Vlucht over zee wel missen.' 'De vlucht?' Sandra schudt haar hoofd. 'Als je een boot wilt kopen moet je wel de naam ervan weten!' Berend kijkt naar de boeg. Vlucht over zee. Staat en in zwarte letters. 'Waarom heet 'ie zo?' Sandra glimlacht. 'Dat je dat nog moet vragen. Als je vaart met dit lieverdje is het net of je vliegt. Eerlijk gezegd denk ik dat het ook vluchten over zee betekent. Mijn vader heeft de naam verzonnen. Hij was altijd wel van de dubbele betekenissen. En ook wel van het vluchten. Als hij problemen had rende hij er altijd voor weg.' Het is even stil. 'Zullen we een strandwandeling maken?' Vraagt Berend plotseling. Sandra lacht om zijn spontaniteit. 'Tuurlijk.' Zegt ze en samen lopen ze naar het strand.

Ze praten veel over koetjes en kalfjes als ze over het strand lopen. De tijd verstrijkt en de zon gaat bijna onder. Berend zit zo in het gesprek dat het even duurt voordat het tot hem doordringt; in de verte ziet hij een meisje uitkijken over het strand. Berend staat stil en kijkt beter. Wat doet zij hier? 'Is er iets?' Vraagt Sandra als Berend voor zich uit blijft kijken. Dan schiet hem opeens weer te binnen wat hij wilde vragen. 'Heb jij een dochter?' Vraagt hij plotseling. Sandra kijkt hem verbaast aan. 'Vanwaar die vraag?' Vraagt ze voorzichtig. 'Heb je een dochter?' Dringt Berend aan. 'Nee, dat niet maar wa...' 'Zie je dat meisje daar in de verte?' Valt Berend haar in de rede. Sandra knikt. 'Zij lijkt sprekend op je. Ze heet Sofie en ik heb al maanden steeds dezelfde droom van haar. Ik vaar in een boot, zwaai naar haar, zij zwaait terug. Lachend rent ze door de branding. Dat meisje staat hier elke avond met zonsondergang. Ik heb haar vorige week aangesproken. Ze zei dat ze op haar vader wachtte, die zou die avond komen. Ook zei ze dat ze niet weer terug zou komen, althans niet binnenkort. En nu staat ze er weer!' Sandra moet het allemaal even bevatten. Ze zwijgt, kijkt naar het meisje, dan naar Berend en dan kijkt ze uit over de zee. 'Weet je het zeker?' Hakkelt ze na enige tijd onzeker. Berend knikt. 'Alles wat ik vertel is waar!' Sandra kijkt Berend aan en glimlacht. 'Laten we haar dan maar aanspreken, daar worden we denk ik wel wijzer van.' Tevreden met het antwoord loopt Berend verder, op de voet gevolgd door Sandra.

Als ze bij Sofie aankomen draait Sofie zich om. Ze kijkt vrolijk naar Sandra, dan naar Berend. 'Wat zie jij er raar uit zeg! En wat zit je haar raar!' Zegt ze tegen hem. Maar gooit dan haar handen in de lucht om een knuffel te ontvangen. Berend aarzelt, wisselt snel een blik met Sandra maar geeft Sofie toch een knuffel. 'Ik heb je gemist. Papa.' Zegt ze zachtjes als ze knuffelen. Berend schrikt maar laat niets merken. Als Berend weer overeind komt huppelt Sofie naar Sandra en springt in haar armen. Sandra en Berend wisselen allebei onbegrijpend en helemaal van slag een blik. Wat moesten ze hier nou weer mee? Als Sofie weer op haar eigen benen staat huppelt ze een klein stukje over het strand. En roept: 'Ik heb mijn plicht gedaan, nu jullie nog! Kijk daar maar!' Ze wijst langs Berend en Sandra naar het strand. Berend en Sandra kijken om en zien in de verte een verliefd stelletje in elkaar verstrengelt en kusjes gevend. Berend trekt een wenkbrauw omhoog en Sandra schudt haar hoofd. Als ze beide weer hun hoofd draaien in de richting van Sofie, zien ze allebei niks anders dan een groot leeg strand.

Een jaar later staan Berend en Sandra weer op dezelfde plek en genieten samen van de zonsondergang. 'Dat was nu precies een jaar geleden.' Fluistert Berend. 'Kan je je dat voorstellen?' Sandra schudt haar hoofd. 'Het lijkt wel gisteren.' Ze wrijft over haar dikke buik. 'Als het een meisje wordt noemen we haar Sofie.' Fluistert Sandra. Berend knikt en herhaalt: 'Als het een meisje wordt noemen we haar Sofie.' Ze omhelzen elkaar en kijken uit over de zee. Het water ebt weg en stroomt langzaam weer terug. Hun haren waaien onrustig in de wind. Sandra speelt liefelijk met een zelfgemaakt armbandje. In de verte varen schepen in het water. Het water dat het licht van de ondergaande zon reflecteert.

Innerlijke rust

Innerlijke rust doet snel denken aan een rustig persoon. Maar als je beter kijkt naar de definitie van innerlijk, wat hart of iets bevindend in iemands geest betekend, heeft dat niks met de buitenkant van iemand te maken. Dat klinkt uiterst logisch. Maar toch staan niet veel mensen er bij stil.

De stoere en luidruchtige jongen heeft vaak een onzeker innerlijk, iets wat niet rust te noemen valt. Een onzeker innerlijk piekert en komt nooit tot rust, want er is altijd wel iets om zorgen over te maken. Nu is het voorbeeld gegeven van een stoere jongen maar veel mensen hebben een onzeker innerlijk. Het arrogante meisje, de stille nerd, de hells angel, de boekenwurm en zelf die oh, zo, wijze leraar. Een innerlijk dat piekert en onzeker is komt nooit tot rust.

Of iemand innerlijke rust bezit zie je niet zo snel, het zit tenslotte van binnen. Maar kijk eens iemand in de ogen, daar zit de connectie tussen het innerlijk en de buitenkant. Want het zijn de ogen die naar de wereld kijken. Al zie je die ogen van de buitenkant, aan de andere kant kijkt iemand net zo naar de jouwe. Het gevoel dat iemand dan overbrengt is het innerlijk. Het kan uiteraard per keer verschillen. Maar er zal altijd een rode lijn in zitten.

Het is als een lint die zacht of ruw kan aanvoelen. Het ruwe lint heeft soms een zacht plekje en het zachte lint heeft wel eens een ruw plekje. Zo zal iemand met innerlijke rust wel eens onrustig zijn en zal iemand met een onrustig innerlijk ook wel eens rustig zijn van binnen. Het streven van verlichting is een lint volledig zo zacht als zijde te produceren, om de eeuwige rust in de ogen te vinden.

18 mei 2006

Reïncarnatie

Als je reïncarnatie zou vergelijken met water, zou het best voor de hand liggend zijn.

Water stroomt naar de zee. Eerst als klein riviertje die hard zijn best doet te stromen, dan als grote rivier die rustig voort kabbelt. Alsof het kleine riviertje niet kan wachten tot het groter is en de grote rivier maar rustig aan doet omdat hij weet dat het einde op een gegeven moment toch wel komt.
Het einde, de zee. Sommige zullen denken: maar de zee is het einde toch nog niet? Nee, dat is het ook niet. Maar wij zien de dood toch ook als ons einde. Het einde van het zijn als mens. Nou, de zee is voor een rivier het einde van het zijn als rivier. De dood van een rivier. Pardon. De dood van het water in de rivier.
Aangekomen in de zee. Blijkt dat het water niet dood is, het is alleen geen water van de rivier meer. Maar water van de zee. Dan stijgt het op, zweeft over het land en daalt weer neer.
Waar het allemaal weer overnieuw begint.

Dat is reïncarnatie. En als je er even bij stil staat besef je dat er nergens écht een begin is. Het begin creëer je zelf. Dus: Onze geboorte is niet het begin en onze dood is niet het einde. Ook al zien wij dat wel zo. Want wij zijn slechts het water in de rivier. Zo ver is ons uitzicht niet.

Wat ga je doen?

Rustig zit ik in het gras.
'Weet je het al?' Vraagt hij.
'Weet ik wat al?' Vraag ik.
'Wat je gaat doen.'
'Ja.' Antwoord ik en sluit mijn ogen.
Er volgt een lange stilte.
'Wat dan?' Vraagt hij na die lange stilte.
'Wat, wat dan?'
'Wat ga je dan doen?'
'Dat moet je niet aan mij vragen.'
'Maar je zei net dat je het wist.'
'Wat wist?'
'Wat je gaat doen.' Zegt hij. Ditmaal ongeduldig.
Ik ga liggen.
'Dat ik weet wat ik ga doen houdt niet in dat je het aan mij moet vragen.'
'Is het geheim?'
'Nee.'
'Waarom zeg je het dan niet?'
'Dat wil ik niet.'
'Waarom niet?'
'Omdat ik dan niet meer de enige ben.'
'In wat?'
'In het weten van wat ik ga doen.'
'Wat is daar erg aan?'
'Dan kan het niet meer veranderen zonder dat iemand het weet.'
Weer volgt er een lange stilte. Een heel lange stilte. Dan sta ik op.
'Wat ga je doen?' Vraagt hij.
'Dat wil ik niet zeggen.' Zeg ik. 'Daar hadden we het net toch over?'
Dan loop ik weg. Zonder nog iets te zeggen.
Wat maakt het ook uit wat ik ga doen? Of het nou nu is of later. Niemand zal het weten, totdat ik het gedaan heb. Maar dan is het al gedaan.

16 mei 2006

Democratie in Nederland

4 mei. Dodenherdenking. We herdenken hen die zijn omgekomen ten gevolgen van de Tweede Wereld oorlog. Omdat er een groep mensen buiten de bevolking werd gezet. Die niet democratisch mee mocht stemmen. Daarom moet democratie gekoesterd worden. Volgens een wijze man die zijn toespraak op 4 mei na achten hield op de dam in Amsterdam. Ook blijkt uit de toespraak van deze man dat hij vindt dat het nu wel oké is.

Wat hij dus echter niet beseft, is dat er al jaren, al eeuwen, een groep is geweest waar nu nog steeds niet democratisch naar geluisterd word. Kinderen.
Ze mogen niet democratisch meestemmen maar moeten zich wel allemaal aan allerlei regeltjes houden. Tuurlijk, de volwassenen luisteren naar de kinderen, ze weten (zo goed als) precies wat ze willen. Maar dat betekend niet dat je dan zomaar hun het recht op een stem kunt ontnemen! Laat ze eens spreken! Laat niet iemand voor ze spreken! Ze kunnen het heel goed zelf!

Volwassenen stemmen op mensen, mensen die zich dan over het onderwijs ontfermen. Het onderwijs! Waar de meeste volwassenen al weinig meer mee te maken hebben! Het lot van de kinderen ligt in de handen van mensen waarop het meest gestemd is door volwassenen. Daar hebben de kinderen niet voor gekozen! Ze komen ergens ten aarde, zonder het recht om mee te denken in de wereld waar ze in leven. 18 jaar lang! Dan pas mogen ze meestemmen. Maar dan hebben ze er niks meer aan!

Mooie democratie hier!

Dit moment

Hoe kunnen er ooit dagen hetzelfde zijn als er zoveel mensen zijn?
Al die mensen leven hun leven.
Er hoeft slechts één persoon te zijn die iets buitengewoons doet.
Om een dag speciaal te maken.

Wat zijn gebeurtenissen?
Wanneer heb je er een meegemaakt?
Waarom heb je er pas een meegemaakt als je het door jou ogen gezien hebt?
Als je erbij was?

Op dit moment gebeuren er veel dingen op de wereld.
Waarom maak ik die niet mee?
Alleen maar omdat ik niet op die plaats ben?
Het gebeurt op dít moment.
Daar ben ik wel bij, dit moment.
Want ik ben er, ik maak mee...
Dit moment.

Dit moment is speciaal, het is uniek.
Dit moment komt nooit meer terug.
Geniet van nu.
Want zo meteen ben je het kwijt.

Dit moment is voor iedereen anders.
Voor de een droom, voor de ander een hel.
Wat er nog gaat komen weet ik niet.
Maar dat nu nu is weet ik wel.