De gedachtegang van vandaag

Mijn gedachtes gaan veel kanten op. Ik probeer ze zoveel mogelijk op papier te zetten en met jullie te delen. In afwachting van jullie feedback...

21 januari 2007

Jason

Jason zit aan tafel met zijn opa en oma. Nadat er even een korte stilte valt, vraagt Jason aan zijn opa en oma: 'Kunnen jullie Engels?' Zijn opa, een bescheiden man, wisselt een blik met oma.

'Nou, we kunnen wel een beetje Engels. Wat wilde je zeggen dan?'

Jason leunt naar voren, zijn opa en oma doen het zelfde.

'I love you.'

03 december 2006

Herinnering

We moesten in de les een stukje schrijven in de ik-vorm over iemand die van iemand anders een herinnering te horen krijgt.
Thuis moesten we de herinnering die in het eerste stukje verteld wordt beschrijven. Met de persoon die in het eerste stukje als derde persoon optrede nu als eerste persoon.
Ik hoop dat jullie het bergijpen want het heeft even geduurd voor ik de uitleg eindelijk had staan.


Stukje uit de les:


'Wat een prachtig uitzicht, eigenlijk.' zeg ik en neem een slok uit een wijnfles. Céline draait zich om en rolt op haar bureaustoel naar mij toe. Ze kijkt met me mee naar buiten, ik maak plaats voor haar op het grote venster.
'Hoezo?' vraagt ze terwijl ze naast me komt zitten.
'Al die huizen, je kijkt er zo over heen.' zeg ik. 'Ik wou dat ik al een eigen huis had.' Céline pakt de wijnfles uit mijn hand en neemt zelf ook een slok. Plotseling begint ze te lachen.
'Wat is er?'
'Oh, niks bijzonders.'
Céline kijkt uit het raam maar ik weet dat ze me het toch gaat vertellen.
'Vorige week waren Ruud en ik uit geweest. Het was heel warm binnen dus ik had het raam open gezet. Ruud ging even later op het venster zitten en hij dacht dat het raam dicht was. Hij leunde achterover, ik kon hem nog maar net terugtrekken.'
Verbijsterd kijk ik haar aan.
'Is dat grappig?'
'Tuurlijk niet, ik schrok me dood! Je had z'n gezicht alleen moeten zien, joh! Dat vergeet ik mijn hele leven niet!'
Ik rol met mijn ogen.
'Besef je wel wat er had kunnen gebeuren?'
Céline knikt. Ze zet het raam op een kier en gooit de wijnfles naar beneden.
'Wat doe je?' roep ik uit.
De fles knalt op de grond. Scherven vliegen alle kanten uit en op de stoep kruipt een grote, rode vlek.



Stukje thuis:


Met moeite krijg ik de deur open. Eerst was het een hele opgave om de sleutel in het sleutelgat te krijgen, daarna had ik te weinig kracht in mijn vingers om de sleutel om te draaien. Daar komt ook nog bij dat Ruud de hele flat wakker maakt.
'Sst!' zeg ik voor de vierde keer. Ik strompel naar binnen en zoek naar het lichtknopje. Ruud trekt, natuurlijk veel te hard, de deur achter zich dicht. Hij geeft kusjes in mijn nek en protesteert als het licht aangaat.
'Zo kan ik beter mijn evenwicht bewaren.' geef ik als excuus.

In de slaapkamer is het bloedheet, ik zet het raam open voor wat frisse lucht. Ik ga aan mijn bureau zitten en doe, puur uit automatisme, de computer aan. Onder luid gekraak van de computer draai ik rondjes op mijn stoel. Na twee rondjes begint het me al te duizelen en moet ik uitkijken dat ik niet misselijk wordt. Ongeduldig klik ik op de computer mijn map met muziek open, de computer protesteert luidruchtig tegen de opdracht maar voert deze na enkele seconden keurig uit. Ik zet een paar liedjes op, maar ik let op het volume, anders gaat de buurvrouw weer zo zeuren.
Ik probeer me te herinneren waar Ruud is gebleven. Ik kan me niet herinneren dat hij zei dat hij weg ging. Ik pak mijn mobiel en bel hem. Niet veel later speelt in het halletje het deuntje van Ruuds mobiel.
'Hé, slaapkop!' roep ik naar hem. Het is een komisch gezicht. Ruud zit met zijn mond wagenwijd open op een stoel. Op zijn schoot ligt zijn rechterschoen, de linker zit nog aan zijn voet. Ruud schrikt wakker, mompelt wat en loopt met me mee de kamer in.
In de kamer gaat Ruud op het venster zitten. Ik loop wat heen en weer, kijk in de spiegel in de hoop dat ik er wat nuchterder van wordt en loopt naar Ruud toe, die bijna weer in slaap valt. Ik geef hem een kus op zijn voorhoofd, hij leunt langzaam achterover.
Ik ben de eerste die schrikt. Het raam! Nooit geweten dat ik onder invloed van alcohol nog zo snel kon reageren. Op het moment dat hij over zijn zwaartepunt heen is en zelf schrikt heb ik hem al bij de kraag gegrepen. Ik trek hem met al mijn kracht terug en voor hij kan beseffen wat er aan de hand is liggen we al samen op de grond.
Als de schrik voorbij is, kan ik niet meer ophouden met lachen. Ruud knippert met z'n slaperige, dronken ogen en mompelt zachtjes voor zich uit. 'Is niet grappig.' weet ik eruit op te maken. Na enkele seconden valt hij op de grond in slaap.

09 november 2006

Personage mix

Mijn derde opdracht: Maak een mix van drie personen in je omgeving. Neem van de een de leefomstandigheden, van de ander het uiterlijk en van een derde de karakter eigenschappen. Ik zeg lekker niet wie... :-P


Buiten adem zoek ik steun bij het hek van een basisschool. Een zweetdruppel glijdt langzaam over mijn wang en kriebelt niet veel later in mijn nek. Mijn neus is koud, evenals mijn handen, die het hek stevig vasthouden. In de verte verschijnen twee koplampen vanuit de mist. Ik probeer te genieten van de frisse ochtendlucht maar mijn gedachten dwalen voortdurend af naar de gebeurtenissen van het afgelopen uur.

Het begon toen mijn moeder ontdekte dat de kaasschaaf weg was, ze schoot volledig uit haar slof. Wij, de kinderen, zouden het weer gedaan hebben. Ze tierde over dat we nooit helpen in het huishouden en zij altijd alles moet doen. Tot ze weer aankwam bij haar favoriete onderwerp: 'jullie vader'. Hij zou ons niet genoeg discipline bij brengen, zei ze.

Ik zat al in mijn sportkleding en stond net op het punt om te vertrekken. Ik had geen zin in al die onzin en ben meteen weggelopen toen ze over mijn vader begon. Tot grote irritatie van mijn moeder, natuurlijk.

Een voorbijrijdende auto verbreekt de stilte. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd en jog verder. De puntjes van mijn blonde haar prikken pestend in mijn ogen. Mijn haar is eigenlijk al veel te lang. Laatst lukte het me niet de ondertiteling van een film te lezen. Pas na een half uur kwam ik erachter dat mijn haar voor mijn ogen hing. Ik lach om de gedachte en besef dat ik mijn lachspieren een tijd ben vergeten te gebruiken.

08 november 2006

Jelle

Zoë loopt rustig door de supermarkt. Met een mandje in haar armen struint ze langs de potjes groente. Ze laat haar blik langs de sperzieboontjes en worteltjes glijden maar besluit toch maar weer een avond ongezond te eten. Elke dag neemt ze zich voor gezond te eten maar de aantrekkelijke diepvriespizza's en patat winnen het toch elke keer. Het is maar voor een tijdje, denkt ze. Als haar ouders weer terug zijn, staat elke avond een gezonde maaltijd voor haar klaar.

In haar mandje zit al het nodige proviand voor vanavond als haar vrienden langs komen; Een fles cola, sinas en 7up, een paar zakken chips en twee repen chocola. Drank regelt Hugo, die is bijna achttien en krijgt echt alles mee.

Als Zoë shampoo uitzoekt ziet ze in haar ooghoeken een vakkenvuller die de tampons in de schappen zet. De jongen reageert niet als een vrouw met een overvol karretje langsloopt en per ongeluk tegen hem aanstoot. Zijn handen trillen en hij zweet zo erg dat zijn gezicht ervan glimt.

'Heb je het warm?' Vraagt ze aan de jongen. Hij schrikt op en kijkt haar aan. Dan herkent Zoë hem. Het is Jelle, de grote loser van de basisschool. Hij heeft nog steeds die vreselijke flaporen en kijkt, zoals hij altijd al gedaan heeft, suf uit zijn ogen.

'Hé, Zoë.' Zegt hij en gaat verder met het vullen. Zoë rolt met haar ogen, hij heeft haar herkend.

'Hoe gaat het?' Mompelt Jelle en kijkt haar schichtig aan.

'Gaat wel, met jou?' Zoë kan zichzelf wel voor haar kop slaan, natuurlijk gaat het niet goed met hem, dat kan ze al van een afstand zien, maar ze heeft nu echt geen behoefte aan zielige jongetjes.

'Niet zo goed.' Hakkelt Jelle en doet alsof hij druk bezig is. Zoë voelt zich toch een beetje ongemakkelijk maar laat niets merken. Ze pakt een fles shampoo en loopt weg.

Als ze in de rij bij de kassa staat krijgt ze een onbehaaglijk gevoel. Herinneringen die ze ooit diep had weggestopt komen met vlagen van medelijden weer boven. Ze ziet de Jelle uit groep zeven weer op het schoolplein lopen. Met gebogen hoofd en hangende schouders schopt hij steentjes voor zich uit, gekleed in zijn altijd witte T-shirt en zijn veel te grote spijkerbroek. In al die tijd is hij niets veranderd; even onzeker en schuchter als hij altijd al was.

Zoë stapt uit de rij en loopt naar Jelle toe. Hij staat er nog, met dezelfde hangende schouders en afwezige blik.

'Wat gaat er dan niet zo goed?' Vraagt Zoë en Jelle draait zich verbaasd om.

15 oktober 2006

Seizoen

Mijn eerste opdracht van mijn curcus. Mogen jullie raden wel seizoen dit is.


Met zijn handen in zijn zakken wachtte Bas op de tram. Wat duurde wachten toch lang.
Zijn gedachten dwaalden af naar gister. De vergadering had uren geduurd. Aan het begin ging het wel soepel maar na een hevige discussie tussen Gert en Ria wilde het niet vlotten, met als gevolg dat ze om elf uur nog niet klaar waren en nu bergen werk hadden.
Bas snoot zijn neus en tuurde voor zich uit.
Hij zag op tegen volgende week. Hij moest zoveel doen en hij wist dat hij het werk niet op tijd af zou krijgen. Hij was doodmoe en mocht zichzelf gelukkig prijzen dat hij vanavond een uurtje langer kon slapen omdat de klok achteruit gezet zou worden.
Bas schrok toen een tram plotseling voor zijn neus stond. Hij stapte in en voelde zijn oren gloeien van de warmte. Nadat hij zijn kaartje had afgestempeld wurmde hij zich tussen de mensen door en wist zich een weg te banen naar een rustiger plekje.
Het begon al donker te worden. In het westen kleurden de wolken rood en paars, wat een prachtig contrast vormde met de grijze wolken eromheen. Bas leunde tegen de paal die hij vasthield en sloot even zijn ogen. Zijn oogleden voelden zwaar. Als de tram op dat moment niet plotseling remde was dat misschien ook wel gebeurd.

Vele haltes later riep een stem de halte om waar hij eruit moest. Hij keek om zich heen, de tram was nu veel leger. Hij had nauwelijks gemerkt dat de tram langzaam was leeggestroomd. Hij stapte uit en ademde de frisse lucht in. Hij zette er flink de pas in en liep naar huis, naar zijn lekkere, warme bed.

04 september 2006

Met een jas

Mensen zijn koukleumen. Het was heerlijk zomers weer, toen kwamen er een paar wolken en nu loopt iedereen al met dikke jassen aan. Het is echt niet koud het ziet er alleen koud uit. Het was vandaag 22 graden! Ik zweet me al te pletter in de tram met mijn vest aan, hoe kunnen mensen met jas en sjaal nou normaal zitten?

Maar dat is mijn probleem gelukkig niet. Zij zijn degenen die in de winter met drie jassen aan nog kou lijden. Ik niet, want ik kleed me nu tenminste niet zo overdreven. Met mijn shirtje heb ik het goed, als het iets kouder wordt heb ik mijn vest. Ik ben tevreden. En straks als het écht koud wordt tenminste ook.

11 juli 2006

Asyrion

Fae froze when suddenly a thick mist made her visibility field as good as gone. She was a fool. There were people in terrible danger and she didn't move a finger! She closed her eyes and wished her wings could make her fly away. But she wasn't a good winger*, she couldn't fly, only flutter. You couldn't even call it flutter. It was more like moving her wings and get a few inches from the ground.

But it was not the moment for such thoughts now, she had to help people, though she couldn't see. She never was in such trouble before. She always searched for danger, but danger never found her.

She decided to wait until the mist was gone.


*Someone with wings


03 juni 2006

Kinderboekenweek

Kinderboekenweek. Ik weet het nog maar al te goed. Als je in de bovenbouw (groep 6, 7 en 8) zat kwam er een kinderboekenschrijver langs in de klas. En natuurlijk ging het in mijn geval zo dat toen ik in de middenbouw zat de o, zo bekende Paul van Loon langs kwam en dat ik me, toen ik eindelijk in de bovenbouw zat, vol smacht afvroeg welke kinderboekenschrijver er dit keer zou komen. Carry Slee? Jaques Vriens? Anke de Vries? Paul Biegel? Tonke Dragt? Thea Beckman? Alles behalve die verschrikkelijke Ton van Reen waar ik nog nooit van had gehoord die mij en een ander hoogblond meisje uitmaakte voor heks.

Het ergste wat je als kind kan overkomen is een leraar die zijn lievelingetjes heeft. Maar wat nog veel erger bleek was dat een onbekend persoon die zichzelf kinderboekenschrijver noemt even de baas komt spelen in joúw vertrouwelijke omgeving. En vervolgens op basis van haarkleur zijn lievelingetjes maakt. Ja, de roodharige waren zijn vriendjes en de blond harige zijn vijanden. Dat waren volgens hem de heksen. Hij had op basis daarvan boeken vol geschreven, bleek. Hij schreef over blond harige heksen in middeleeuwse tijd. Wat kon ik deze man verafschuwen, zeg!

Samen met het andere meisje die hij voor heks had uitgemaakt had ik gezworen ooit een boek te schrijven over een boze tovenaar Ton die voor zichzelf de illusie had gewekt dat alle blond harige meisjes heksen waren en dat die uitgeroeid moesten worden. Nu ik er verder over nadenk heb ik ook een geweldig einde bedacht; een donkerharige jongen wordt zijn ondergang, of nog beter: een roodharige jongen.

Wat ik vooral even wilde zeggen: Ik ben je niet vergeten Ton van Reen!

28 mei 2006

Sofie

Met haar voetjes in de branding kijkt Sofie uit over de zee. Het water ebt weg en stroomt langzaam weer terug. Sofie's voetjes zakken een stukje weg in het zand. Haar lange haren waaien alle kanten uit. In haar handen heeft ze een armbandje waar ze liefelijk mee speelt. In de verte varen schepen in het water. Het water dat het licht van de ondergaande zon reflecteert.

'Ze staat hier elleke avond.' Zegt de serveerster tegen een nette man in een nabij gelegen strandhuis en knikt naar de kust. 'Ik had nooit gedacht dat dat een probleem zou kennen zijn.' 'Dat is het probleem ook niet, mevrouw.' Zegt de man en neemt een slok van zijn koffie. 'Zou u mij kennen excuseren? Er zijn nog meer klanten die geholpen motten worden.' Zegt de serveerster. De man bedankt en kijkt naar het strand, waar het meisje nog steeds uitkijkt over de zee.

Als de man zijn koffie op heeft is de zon bijna onder. Nadat hij om de rekening heeft gevraagd kijkt hij nogmaals naar het meisje. Hoe langer het meisje daar zo roerloos staat, hoe nieuwsgieriger hij wordt. Ze heeft in al die tijd dat hij hier zit geen moment bewogen. Het allerlaatste beetje zon gaat nu ook onder. 'Dat wordt dan twee euro tien.' Zegt de serveerster. De man draait zich om en zoekt naar zijn portemonnee. Hij geeft een briefje van vijf euro. Als hij wacht op zijn wisselgeld kijkt hij weer naar het meisje. Maar het meisje is nergens te bekennen. Hij schrikt op en rent naar de uitgang. Waarbij hij bijna de serveerster omgooit. 'Hou de rest maar!' Roept hij en rent naar buiten. Op het strand blijft hij stil staan en kijkt om zich heen. Maar nergens ziet hij een glimp van het meisje.

Na tevergeefs te hebben gezocht loopt de man langs de branding. Hoe kon dat meisje zo snel weg zijn? Zou ze soms het water in zijn gedoken en grotendeels onderwater zijn weggezwommen? Het kan nooit zou zijn geweest dat weg was gelopen. Dan had hij haar nog wel ergens gezien. Op de plek waar het meisje gestaan had blijft de man stil staan. De plaats waar haar voeten stonden is nu glad gestreken. De man hurkt en kijkt uit over de zee. Wat is er voor dit meisje zo belangrijk aan deze plek? En dit uitzicht? Zo belangrijk om er elke avond voor terug te komen?

Na wat wel uren lijkt staat de man weer op en besluit dat het weer tijd is om te vertrekken. Het is inmiddels zo donker dat zijn schaduw van het licht in het strandhuis verderop afkomstig is. Als hij langs het strandhuis loopt ziet hij de silhouetten van mensen die aan het schoonmaken zijn. Hij kan de weg naar de parkeerplaats in het donker maar moeilijk vinden. Maar als hij die heeft gevonden ziet hij al snel zijn auto staan. Hij stapt in en rijdt weg.

Die nacht slaapt hij slecht. Hij is bang weer over het meisje te dromen. Al maanden heeft hij steeds dezelfde droom. Steeds weer ziet hij vanaf een boot in de zee een meisje in de branding staan. Vrolijk zwaait hij naar haar. Het meisje rent vrolijk langs de kust en zwaait terug. Enkele minuten droomt hij van dit moment. Dan wordt het donker en overmeestert op een brute wijze een enorm schuld gevoel hem. Zwetend wordt hij wakker. Elke keer weer. Gelukkig slaat de droom hem deze nacht over.

Na veel te hebben uitgezocht wist hij op welk strand het meisje in zijn droom moest staan. Hij dacht dat hij er wel wat wijzer van zou worden als hij het strand zou bezoeken. Het was voor hem ook een grote verrassing toen hij daar daadwerkelijk een meisje zag staan. En wijzer werd hij er niet van. Het riep enkel meer vragen op.

De volgende ochtend wordt hij moeizaam wakker. Ook de rest van de dag verloopt niet soepel. Uren zit hij nutteloos achter de computer. Hij wil eigenlijk informatie over het meisje vinden maar hij heeft niks om mee te beginnen. Er zit niks anders op dan te wachten op de avond.

Om vijf uur kan hij niet meer wachten en rijdt naar het strand. Daar rijdt hij wat heen en weer. Als hij langs een haven komt stapt hij uit. Rustig loopt hij langs de ligplaatsen van de haven. Genietend van de frisse wind in zijn haren bekijkt hij de boten. Bij een zeilboot blijft hij staan. Deze is te koop. Een vrouw maakt het dek schoon en glimlacht naar hem als ze ziet hoe hij verstijft staat te kijken. De man ontwaakt. 'Mag ik wat vragen?' Vraagt hij. De vrouw loopt naar hem toe. 'Natuurlijk.' Zegt ze en steekt haar hand uit. 'Sandra Bakker.' De man schudt haar hand. 'Berend Donker.' Berend is even versuft van haar spontaniteit maar herstelt zich: 'Hoe duur is de boot?' 'De vraagprijs is 35 duizend euro. Kan je dat aan?' Zegt Sandra uitdagend. Er valt een korte stilte. 'Ben je geïnteresseerd?' Vervolgt ze. Berend haalt zijn schouders op. 'Ik heb vroeger veel gevaren. Het is alsof de drang naar varen plotseling terug komt.' Sandra luistert aandachtig. 'Ga verder.' Dringt ze aan als Berend even stil is. Berend is weer even versuft van haar spontaniteit. Hij begint wat hakkelend over dat varen een lange tijd een passie voor hem is geweest. Maar als hij eenmaal in zijn verhaal zit, vertelt hij ook over hoe zijn ouders graag wilden dat hij zaken ging doen en hoe hij zich daar eigenlijk teveel in liet meeslepen. Hoe hij het langzamerhand steeds drukker kreeg en zijn passie in het varen verminderde. Tot het er op een dag er helemaal niet meer was en hij zijn boot verkocht. Sandra, op haar beurt, vertelt over hoe zij ook lange tijd van het varen heeft genoten maar nu noodgedwongen de boot moet verkopen omdat ze thuis nogal krap zit. Zo verzeilen ze diep in gesprek over een verloren passie.

'Ik moet verder met mijn werk, zo meteen is het niet meer licht. De zon gaat bijna onder.' Zegt Sandra op een gegeven moment. Geschrokken kijkt Berend naar de zon. Die gaat inderdaad al bijna onder. 'Oh, nee!' Berend kijkt even naar Sandra. 'Ik moet gaan.' Zegt hij. 'Ga dan.' Dringt Sandra aan. 'Maar,' hakkelt Berend. 'Ik wil je graag weer zien. Ik bedoel, de boot. Ik wil hem misschien kopen.' Sandra lacht. 'Ik ben er volgende week weer. Rond dezelfde tijd. Maar je moet wel snel een besluit nemen. Ze is erg populair.' Berend knikt. 'Ik ben er. Doei!' En rent weg. Nog voor Sandra iets terug kan zeggen.

Met piepende banden komt de auto op de parkeerplaats tot stilstand. Berend rent de auto uit en rent het strand op. Gelukkig, de zon en de zee raken elkaar nog niet. En, belangrijker, het meisje staat er. Met een glimlach op zijn gezicht loopt Berend naar het meisje toe. Als hij twee meter van haar vandaan is draait het meisje zich om.

'Wat heb je rare kleren aan!' Zegt ze vrolijk. Berend kijkt naar zijn nette pak. Het is inderdaad wel erg netjes. Maar toch niet raar? Berend kijkt haar vragend aan. Het meisje kijkt hem goed aan en zegt dan: 'Oh, ik dacht dat je iemand anders was.' En ze kijkt weer uit over de zee. Berend komt naast haar staan. 'Wie dan?' Begint hij voorzichtig. Het meisje kijkt naar hem op en bekijkt hem aandachtig. 'Je lijkt precies mijn vader.' Er valt een korte stilte waarbij ze elkaar in de ogen kijken. 'Maar hij is knapper.' Vervolgt ze. 'Knapper dan ik?' Vraagt Berend verontwaardigd. 'Ja.' Zegt het meisje vastbesloten. 'Mijn vader is de knapste man die ik ken.' Berend lacht en kijkt uit over de zee. 'Wat is jouw naam?' Vraagt hij. Er volgt een stilte. 'Sofie.' Zegt Sofie. 'En de jouwe?' 'Berend.' 'Zo heet mijn vader ook.' Berend verstijft. Was dat waarom hij die dromen heeft? Voor een hulpeloos meisje dat maar niet kan accepteren dat haar vader er niet meer is? Hij was niet van plan om voor dit meisje te zorgen. Maar zijn nieuwsgierigheid was sterker dan zijn afkeer. 'Waar wacht je op?' Vraagt hij. 'Op mijn vader.' Weer die vader, denkt Berend geïrriteerd maar hij blijft kalm. 'Doe je dat elke avond?' 'Nee.' Antwoordt Sofie. Berend staart machteloos voor zich uit. Hij had honderden vragen maar nu hij de kans heeft ze te stellen weet hij het niet meer. Na zeker vijftien stille minuten besluit hij dat het geen zin heeft hier nog te blijven. 'Ik kom volgende week terug, vind je dat goed?' Vraagt hij aan Sofie. 'Van mij mag je hier volgende week terug komen.' Zegt Sofie. 'Maar dan ben ik er niet.' 'Waar ben je dan?' Vraagt Berend alsof hij niks kan verzinnen wat een meisje beter kan doen dan roerloos voor zich uit staren. 'Thuis. Mijn vader komt vanavond terug. Vanavond wordt het heel gezellig thuis. Mijn vader is een tijd weggeweest, zie je. Hij heeft beloofd dat hij een heel leuk cadeautje mee zou nemen. En van mijn moeder mag ik zo lang opblijven als ik wil.' 'Aha.' Is het enige dat Berend nog weet uit te brengen. 'Wanneer ben je hier weer?' Vraagt hij na enige tijd. Sofie haalt haar schouders op. 'Op een zonnige dag als het normaal is om naar het strand te gaan, denk ik.' Berend is versuft. Dit is helemaal geen zielig meisje. Het is een gewoon meisje met een huis en een thuis. Zonder nog iets te zeggen draait Berend zich om en loopt naar de parkeerplaats.

Vanaf de parkeerplaats kijkt hij nog even uit over de zee. Dan over het strand. Nergens een meisje. Nergens Sofie. Hij glimlacht en stapt in zijn auto. Nu zullen de dromen wel ophouden. Even later rijdt hij langs de ligplaatsen van de haven. Weer moet hij even lachen. Dat hij er ook maar even over na had gedacht een zeilboot te kopen. Hij heeft niet voor niks zijn oude verkocht. Daar moet hij niet een tweede keer in trappen.

Maar het idee dat het nu allemaal achter de rug is wordt in één klap de kop omgedraaid als Berend bijna een week later weer droomt over Sofie. Heviger dan ooit. Weer eerst die vrolijkheid, het gezwaai, het gelach. Dan rent Sofie het water in. De boot wordt stil gezet. 'Verlaat de boot niet!' Roept Sofie. 'Niet doen!' Maar Berend luistert niet. Hij trekt zijn jasje uit en springt van de boot af. Sofie staat tot haar middel in het water. Ze huilt. 'Luister nou eens! Ik wist het niet! Ik kon er niks aan doen! Je moet terug! Ga terug!' Als Berend in het water terechtkomt wordt alles weer zwart en wordt hij naar de bodem van de zee gezogen. Beelden van die dag flitsen voorbij. Het uitzicht, Sofie, de zeilboot, Sandra, Sofie, Sandra, Sofie, Sandra.

Berend schrikt wakker. Zijn shirt is doorweekt van het zweet. Sandra is de moeder van Sofie! Berend schiet uit bed en doet de computer aan. Als die opstart kijkt Berend naar de klok, drie uur. Hij staat op en loopt wat heen en weer, trekt zijn shirt uit en trekt weer een andere aan. Het stof voelt zacht aan op zijn huid. Dan kruipt hij achter de computer. Op het internet zoekt hij naar Sofie en Sandra Bakker. Er zijn niet veel resultaten. Geen van hen bevat informatie over de Sandra en Sofie die hij zoekt. In het telefoonboek zijn teveel resultaten om te zoeken. Ook vindt hij niks met de combinatie zeilboten en Sandra Bakker. Berend zucht en hangt achterover in zijn stoel. Even voelt hij zich ongelooflijk radeloos. Dan, op het moment dat hij het niet verwacht glijdt er een idee zijn gedachten binnen. Hij bekijkt vele verkoopsites op zoek naar zeilboten. Maar nergens vindt hij de boot van Sandra. Als hij de hoop bijna heeft opgegeven stuit hij op een zeilboot van 35 duizend euro. Hij klikt erop. Daar ziet hij de prachtige zeilboot van Sandra. Hij noteert het telefoonnummer dat erbij staat. Als hij het opgeschreven heeft staan zijn gedachtes even stil. Wat wilde hij nou eigenlijk? Hij had al een afspraak met Sandra, nou ja, hij wist in elk geval waar ze vanavond zou zijn. Als hij wilde kon hij haar gewoon vanavond weer zien. Lachend zet hij de computer weer uit en gaat weer in bed liggen. Langzaam valt hij in slaap.

's Avonds komt hij weer aan bij de haven. Zoals afgesproken is Sandra er ook. Dit keer wast ze de raampjes van de kajuit. Berend kucht. Sandra kijkt om en glimlacht. 'Jou had ik niet verwacht! En? Weet je al of je hem wilt kopen?' Berend snapt even niet wat ze bedoelt. Hij had helemaal niet meer over de boot kopen nagedacht. Hij had het al helemaal uit zijn hoofd gezet, het leek hem toch geen goed idee om de boot te kopen. Maar nu hij hier weer staat zegt iets hem dat hij het wel moet doen. 'Ik bied 40 duizend euro.' Sandra lacht. 'Je durft wel! Helaas heeft er iemand al 42 duizend euro geboden.' 'Dan bied ik 45 duizend euro.' Zegt Berend besloten. Voor het eerst ziet hij verbazing op Sandra's gezicht verschijnen. Het ziet er mooi uit, denkt Berend, maar haar spontane gezicht is mooier. 'Heb je echt zoveel geld?' Vraagt ze voorzichtig. Berend haalt zijn schouders op maar het betekend ja. 'Ik heb veel gewerkt en nooit wat uitgegeven.' Sandra lacht van blijdschap en omhelst Berend. 'Je helpt me hier zoveel mee.' Berend glimlacht. 'Ik help graag.' Mompelt hij. Sandra laat hem los. 'Ik zal de Vlucht over zee wel missen.' 'De vlucht?' Sandra schudt haar hoofd. 'Als je een boot wilt kopen moet je wel de naam ervan weten!' Berend kijkt naar de boeg. Vlucht over zee. Staat en in zwarte letters. 'Waarom heet 'ie zo?' Sandra glimlacht. 'Dat je dat nog moet vragen. Als je vaart met dit lieverdje is het net of je vliegt. Eerlijk gezegd denk ik dat het ook vluchten over zee betekent. Mijn vader heeft de naam verzonnen. Hij was altijd wel van de dubbele betekenissen. En ook wel van het vluchten. Als hij problemen had rende hij er altijd voor weg.' Het is even stil. 'Zullen we een strandwandeling maken?' Vraagt Berend plotseling. Sandra lacht om zijn spontaniteit. 'Tuurlijk.' Zegt ze en samen lopen ze naar het strand.

Ze praten veel over koetjes en kalfjes als ze over het strand lopen. De tijd verstrijkt en de zon gaat bijna onder. Berend zit zo in het gesprek dat het even duurt voordat het tot hem doordringt; in de verte ziet hij een meisje uitkijken over het strand. Berend staat stil en kijkt beter. Wat doet zij hier? 'Is er iets?' Vraagt Sandra als Berend voor zich uit blijft kijken. Dan schiet hem opeens weer te binnen wat hij wilde vragen. 'Heb jij een dochter?' Vraagt hij plotseling. Sandra kijkt hem verbaast aan. 'Vanwaar die vraag?' Vraagt ze voorzichtig. 'Heb je een dochter?' Dringt Berend aan. 'Nee, dat niet maar wa...' 'Zie je dat meisje daar in de verte?' Valt Berend haar in de rede. Sandra knikt. 'Zij lijkt sprekend op je. Ze heet Sofie en ik heb al maanden steeds dezelfde droom van haar. Ik vaar in een boot, zwaai naar haar, zij zwaait terug. Lachend rent ze door de branding. Dat meisje staat hier elke avond met zonsondergang. Ik heb haar vorige week aangesproken. Ze zei dat ze op haar vader wachtte, die zou die avond komen. Ook zei ze dat ze niet weer terug zou komen, althans niet binnenkort. En nu staat ze er weer!' Sandra moet het allemaal even bevatten. Ze zwijgt, kijkt naar het meisje, dan naar Berend en dan kijkt ze uit over de zee. 'Weet je het zeker?' Hakkelt ze na enige tijd onzeker. Berend knikt. 'Alles wat ik vertel is waar!' Sandra kijkt Berend aan en glimlacht. 'Laten we haar dan maar aanspreken, daar worden we denk ik wel wijzer van.' Tevreden met het antwoord loopt Berend verder, op de voet gevolgd door Sandra.

Als ze bij Sofie aankomen draait Sofie zich om. Ze kijkt vrolijk naar Sandra, dan naar Berend. 'Wat zie jij er raar uit zeg! En wat zit je haar raar!' Zegt ze tegen hem. Maar gooit dan haar handen in de lucht om een knuffel te ontvangen. Berend aarzelt, wisselt snel een blik met Sandra maar geeft Sofie toch een knuffel. 'Ik heb je gemist. Papa.' Zegt ze zachtjes als ze knuffelen. Berend schrikt maar laat niets merken. Als Berend weer overeind komt huppelt Sofie naar Sandra en springt in haar armen. Sandra en Berend wisselen allebei onbegrijpend en helemaal van slag een blik. Wat moesten ze hier nou weer mee? Als Sofie weer op haar eigen benen staat huppelt ze een klein stukje over het strand. En roept: 'Ik heb mijn plicht gedaan, nu jullie nog! Kijk daar maar!' Ze wijst langs Berend en Sandra naar het strand. Berend en Sandra kijken om en zien in de verte een verliefd stelletje in elkaar verstrengelt en kusjes gevend. Berend trekt een wenkbrauw omhoog en Sandra schudt haar hoofd. Als ze beide weer hun hoofd draaien in de richting van Sofie, zien ze allebei niks anders dan een groot leeg strand.

Een jaar later staan Berend en Sandra weer op dezelfde plek en genieten samen van de zonsondergang. 'Dat was nu precies een jaar geleden.' Fluistert Berend. 'Kan je je dat voorstellen?' Sandra schudt haar hoofd. 'Het lijkt wel gisteren.' Ze wrijft over haar dikke buik. 'Als het een meisje wordt noemen we haar Sofie.' Fluistert Sandra. Berend knikt en herhaalt: 'Als het een meisje wordt noemen we haar Sofie.' Ze omhelzen elkaar en kijken uit over de zee. Het water ebt weg en stroomt langzaam weer terug. Hun haren waaien onrustig in de wind. Sandra speelt liefelijk met een zelfgemaakt armbandje. In de verte varen schepen in het water. Het water dat het licht van de ondergaande zon reflecteert.

Innerlijke rust

Innerlijke rust doet snel denken aan een rustig persoon. Maar als je beter kijkt naar de definitie van innerlijk, wat hart of iets bevindend in iemands geest betekend, heeft dat niks met de buitenkant van iemand te maken. Dat klinkt uiterst logisch. Maar toch staan niet veel mensen er bij stil.

De stoere en luidruchtige jongen heeft vaak een onzeker innerlijk, iets wat niet rust te noemen valt. Een onzeker innerlijk piekert en komt nooit tot rust, want er is altijd wel iets om zorgen over te maken. Nu is het voorbeeld gegeven van een stoere jongen maar veel mensen hebben een onzeker innerlijk. Het arrogante meisje, de stille nerd, de hells angel, de boekenwurm en zelf die oh, zo, wijze leraar. Een innerlijk dat piekert en onzeker is komt nooit tot rust.

Of iemand innerlijke rust bezit zie je niet zo snel, het zit tenslotte van binnen. Maar kijk eens iemand in de ogen, daar zit de connectie tussen het innerlijk en de buitenkant. Want het zijn de ogen die naar de wereld kijken. Al zie je die ogen van de buitenkant, aan de andere kant kijkt iemand net zo naar de jouwe. Het gevoel dat iemand dan overbrengt is het innerlijk. Het kan uiteraard per keer verschillen. Maar er zal altijd een rode lijn in zitten.

Het is als een lint die zacht of ruw kan aanvoelen. Het ruwe lint heeft soms een zacht plekje en het zachte lint heeft wel eens een ruw plekje. Zo zal iemand met innerlijke rust wel eens onrustig zijn en zal iemand met een onrustig innerlijk ook wel eens rustig zijn van binnen. Het streven van verlichting is een lint volledig zo zacht als zijde te produceren, om de eeuwige rust in de ogen te vinden.